Een oase van stilte

De Pandhof
Zoals veel van mijn lezers weten, ben ik geboren in Utrecht, als oudste zoon van een rooms-katholiek gezin met vier kinderen. Mijn ouders waren trouwe kerkgangers; zondagen begonnen steevast met een bezoek aan de mis. Dan trokken we onze zondagse kleren aan, netjes en verzorgd. Het was vooral niet bedoeld om met die kleren aan op straat te spelen. Voor mij als kind was dat een kleine ramp, want ik mocht niet naar buiten. De angst om mijn nette kleding vuil te maken of te scheuren, hing voortdurend boven het hoofd. Toch voelde ik me aangetrokken tot de kerk. De plechtigheid, de muziek, de verstilde sfeer, ik vond het prachtig om te zien en te beleven.

De grote jaarlijkse terugkerende kerkelijke feestdagen, zoals Kerstmis en Pasen, koester ik nog altijd als warme herinneringen. Later zong ik ook in het Kathedrale Koor Utrecht. Vooral het Gregoriaans zingen had mijn hart gestolen. Het lijken eenvoudige melodieën, met haar wortels in kloosters, maar in werkelijkheid heel moeilijk om goed uit te voeren.

Toen ik volwassen werd, veranderde mijn kijk op het geloof. De uiterlijke vormen en rituelen van de kerk begonnen mij steeds minder aan te spreken; ze leken voor mij hun bezieling te hebben verloren. Mijn aandacht verschoof naar andere levensbeschouwingen, met name uit Azië, waar ik inzichten vond die beter aansloten bij mijn behoefte aan rust, verstilling en verdieping.

In het budo, dat ik leerde kennen via het karate en later nog veel meer met het iaido (Japanse zwaardkunst), ontdekte ik een vorm van toewijding waarin eenvoud en innerlijke concentratie centraal staan. De ingetogen rituelen en de nadruk op aandacht in het moment, riepen bij mij eenzelfde gevoel op als ik vroeger in de kerk had ervaren, maar dan los van woorden, zonder opgelegde dogma’s.

Dat verlangen naar stilte en inkeer is gebleven. Ik zoek plekken op waar de tijd lijkt te vertragen waar je even buiten de wereld kunt staan en naar binnen kunt kijken. Zulke plekken bestaan nog. Eén daarvan is het Pandhof van de Domkerk in Utrecht. Ooit onderdeel van een kloosterleven gewijd aan bezinning, is het nog altijd een ruimte waar de stilte tastbaar is en waar geschiedenis en geestelijke diepgang elkaar raken.

In deze moderne tijd is het moeilijk om te verstillen. Inmiddels ben ik een tijdje met pensioen en heb ik de tijd om nog meer na te denken. Ik loop regelmatig door het Pandhof van de Domkerk en niet alleen om dat dit zo’n fotogenieke plek, maar ook omdat deze plek historisch gezien is gebouwd om stil te kunnen wegdromen zonder lastig gevallen te worden door het alledaagse leven.

Pandhof Domkerk

Een plek om te bidden.
Het Pandhof werd in de dertiende en veertiende eeuw aangelegd als kloostertuin bij het kapittel van de Dom. Het was een plek van overpeinzing, van studie en gebed voor de kanunniken, de geestelijken die verbonden waren aan de Domkerk en niet alleen een leven leidden van liturgie maar ook van administratie en geleerdheid.
Letterlijk betekent “pandhof” een ommuurde hof bij een klooster of kerk. Het was een essentieel onderdeel van het middeleeuwse kapittelleven: een ruimte waar men zich even kon terugtrekken uit de wereldse bezigheden.  De tuin had ook een praktische functie. In de middeleeuwen werd het hof beplant met kruiden die gebruikt werden voor medische en liturgische doeleinden. Veel van die planten zijn er nog steeds te vinden: salie, lavendel, engelwortel, vrouwenmantel. Het Pandhof was dus zowel een spirituele als een functionele ruimte, een tuin van lichaam én geest.

Monniken met macht en geld
Dit Pandhof is gebouwd in opdracht van de kanunniken van het Domkapittel. Een kanunnik is in feite een monnik met dezelfde geloften. De reguliere kanunniken, ook wel ‘canons regularis’ genoemd, leefden als monniken. Ze volgden een kloosterregel, meestal die van Augustinus. Ze legden geloften af van armoede, kuisheid en gehoorzaamheid. Geen persoonlijk bezit, geen huwelijk, en trouw aan hun overste. Ze leefden in een gemeenschap, droegen een habijt, en waren vaak actief in het onderwijs of de armenzorg. Maar de kanunniken van de Domkerk van Utrecht, waar ik zo vaak rondloop met mijn camera, hoorden bij de andere soort: de seculiere kanunniken (canons saeculares). En die hadden een heel ander leven. Deze seculiere kanunniken leefden niet in een klooster en legden geen religieuze geloften af. Geen armoede, geen gehoorzaamheid aan een abt, maar hadden wel bepaalde verplichtingen. Zo waren ze gebonden aan het celibaat, al valt daar in de praktijk het nodige op af te dingen. Ze moesten dagelijks aanwezig zijn bij de koordiensten in de Domkerk, vooral tijdens hoogfeesten. En er gold een aanwezigheidsplicht, ze moesten een flink deel van het jaar daadwerkelijk in Utrecht verblijven.

Ook gold een morele verwachting: fatsoenlijk gedrag. Wat dat precies inhield, daar werd verschillend naar gekeken. Sommige kanunniken leidden een ingetogen en studerend leven.  Maar anderen hielden er een levensstijl op na die weinig verschilde van die van de adel waar ze vaak ook vandaan kwamen. Er was geen armoede bij deze heren, maar wel aanzien. Omdat ze geen armoedegeloften hadden afgelegd, konden de seculiere kanunniken persoonlijk bezit hebben. Huizen, landerijen, bedienden, bibliotheken. Ze ontvingen inkomsten uit prebenden (vaste toelagen), uit landerijen en pacht. Ze hoefden zich geen zorgen te maken over brood op de plank, de meesten leefden op stand. En dat zie je nog altijd terug in de stad zoals aan de grote kanunnikenhuizen rondom de Dom, aan de Kromme Nieuwegracht, het Achter de Dom, en de Trans. Hier woonden geleerde mannen, vaak met een adellijke achtergrond, die zich bewogen tussen kerk, macht en wereld. De kerk bood een loopbaan voor jongere zonen uit adellijke en rijke families. In adellijke families erfde meestal de oudste zoon de titel, het land en het kasteel. Voor jongere zonen was een carrière in de kerk een logische en eervolle uitweg. Een kanunnikenpost bood aanzien, een goed inkomen, opleiding en vaak invloed, zonder dat men als monnik in armoede of afzondering hoefde te leven.

Kanunnik Hugo Wstinc
Kanunnik Hugo Wstinc

In het midden van de pandhof staat een fontein met daarop een bronzen beeldje van kanunnik Hugo Wstinc, gemaakt in 1916 door de Utrechtse edelsmid Jan Brom. Wstinc leefde in de 14e eeuw en was verbonden aan het Domkapittel van Utrecht. Hij verwierf blijvende bekendheid als de schrijver van het ‘Wetboek van de Domkerk’, een middeleeuwse codex die rond het midden van die eeuw werd samengesteld. Dit wetboek, officieel getiteld ‘Libellus iuris capituli Ultraiectini’ (Klein rechtsboek van het kapittel van Utrecht) vormt een van de belangrijkste bronnen over het functioneren van het Utrechtse domkapittel in die tijd. Het biedt een gedetailleerd inkijkje in de wereld van de kanunniken: hun rechten en plichten, de rituelen van de kerk, de interne regels en gebruiken, en de manier waarop het kapittel bestuurd werd.

Het Domkapittel was zo invloedrijk en prestigieus dat het een adellijke uitstraling kreeg. Een benoeming tot kanunnik was een teken van status. In sommige periodes (bijvoorbeeld de 15e eeuw) werd een benoeming tot kanunnik in Utrecht bijna uitsluitend voorbehouden aan mensen van hoge afkomst, al dan niet met papieren aanbevelingen van bisschoppen, hertogen of zelfs de paus.

Pandhof Domkerk
Pandhof Domkerk

Een droom voor fotografen
De kloostertuin is voor een fotograaf een ware droom. Het is een plek waar de tijd lijkt stil te staan en waar ieder detail zich leent voor verstilling en verwondering. Het ritme van de gotische bogen, de spelingen van licht en schaduw die over het eeuwenoude gesteente glijden, de verweerde stenen die hun geschiedenis fluisterend prijsgeven, en het groen dat zich zacht en bijna eerbiedig tegen de muren vleit, alles draagt bij aan een sfeer van contemplatie en rust. Wat deze tuin zo bijzonder maakt, is dat hij met de seizoenen mee verandert en toch altijd trouw blijft aan haar karakter. In de lente bloeit het leven op tussen de paden, in de herfst worden kleuren warmer en melancholieker. Maar wat het seizoen ook is, de tuin blijft een besloten wereld, een serene oase die in niets lijkt op de levendige drukte van het Domplein daarbuiten.

Ook het verfijnde bronzen beeldje van kanunnik Hugo Wstinc op de fontein leent zich uitstekend voor fotografie. Het is een dankbaar onderwerp om te spelen met scherptediepte: door het beeldje scherp in beeld te brengen en de contouren van de Domkerk of de bogen van de pandhof op de achtergrond zacht onscherp te houden, ontstaat er een gelaagd beeld waarin de omgeving subtiel, maar nog steeds herkenbaar meespeelt.

De foto’s die ik hier heb gemaakt, zijn genomen vlak na openingstijd, als om tien uur ’s ochtends de zware poort van de kloostertuin opengaat. Op dat moment is de tuin nog stil en vrijwel leeg, slechts af en toe een vroege bezoeker die net als ik de rust opzoekt. De stilte heerst dan nog, en juist in die eerste uren laat de tuin zich van zijn meest verstilde kant zien.

Pandhof Domkerk
Struikmalva

Versteende religie
Tussen de muren van de Domkerk
ligt een tuin die fluistert.
Niet met woorden,
maar met het ritselen van blad,
het zacht neervallen van licht
op verweerde stenen.
In mijn gedachten historie
Langs de kloostergang
verplaatsten zich stemmen
in lange togen.
Kanunniken, gebogen
onder eeuwen van schrift en gebed,
lieten hun gedachten
meewaaien met de wind
tussen de gewelven.

Hier vertraagt alles.
Je gedachte wordt adem
de stad een verre rimpeling.
Wie hier zit, hoort zichzelf
weer zacht worden,
zoals mos zacht wordt
op steen die eeuwen heeft stil is.
Een plek die niets verlangt
en alles teruggeeft.

Afbeeldingen:
Kleurenfoto’s door André Brockbernd ©

Geraadpleegde boeken:
De Heren van de Kerk
door: bram van den Hoven van Genderen, 1997
Uitgeverij Walburg Pers Zutphen
Utrecht door de eeuwen heen
door: Dr.J.E.A.L. Struick, 1971
Uitgeverij Het Spectrum N.V. Utrecht

Weergaven: 37

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *